God bewijzen, door Stefan Paas en Rik Peels (2013)
Dit boek is
niet voor iedereen, volgens de schrijvers, niet voor de overtuigde atheïst noch
voor de niet te vermurwen gelovige. Ik kan me voorstellen dat de doorgewinterde
atheïst er inderdaad geen belangstelling voor heeft, maar de overtuigde
gelovige zal het vast wel willen lezen om bewijzen te verzamelen voor zijn/haar
geloof, want die zijn nu één keer niet zo gemakkelijk zelf te bedenken.
Ze zouden wel
eens teleurgesteld kunnen raken want de “god” die hier bewezen wordt, is wel
een hele abstracte:
Het boek
zou onleesbaar worden als we steeds iets moesten schrijven als ‘god(in)(n)en’.
Praktisch ligt het daarom voor de hand om te spreken over ‘God’, zonder dat we
daarmee per se de joods-christelijke of islamitische god bedoelen.
Dat houdt in
dat ook het object van wat Boeddhisten geloven en Papoea’s (meestal zonder
concept van “god”) en de Amerikaanse
Indianen met hun natuurgeloof etc. het
etiket “god” mee krijgt. Het zou dan dus gaan om geloof in een soort
transcedent iets, “ietsisme” derhalve.
En dat is dan
ook meteen het probleem bij dit soort werken. Niemand kan echt weten of er niet
iets abstracts bestaat wat voor en voorbij alle dingen existeert. Het heeft
weinig zin om over het bestaan van zo’n abstracte “god” te discussiëren.
Tegen de
argumenten voor geloof in deze “god” is niet veel in te brengen, je mag dat
geloven als je wilt. Maar de schrijvers wisselen regelmatig de argumenten voor
geloof in deze “god” in voor een niet altijd duidelijk benoemde specifieke
“god”. Argumenten rond zingeving en moraal, zijn nu één keer niet te verkrijgen
bij deze abstracte “god”, slechts bij specifieke goden en hun bijbehorende
geschriften.
De “God” waar
Westerse mensen massaal afstand van doen en niet in kunnen geloven is de
specifieke God van de diverse religieuze tradities. Paas en Peels komen er ook niet onderuit om
het hierover te hebben en het is frappant dat argumenten vanuit deze tradities,
vrijwel geheel beperkt blijven tot de christelijke. Niet erg overtuigend als
het je gaat om de globale "god", ook die van de Islam, bijvoorbeeld.
De
belangrijkste en controleerbare "bewijzen" zijn dan de volgende:
- We kunnen op den duur niet zonder geloof in God om normen en waarden in stand te houden.
Geloof in God
zou je voorzien van normen en waarden:
Onze vraag is een andere. Hij luidt:
is leven zonder geloof in God voor onze beschaving universeel en op de lange
termijn houdbaar?
Wat is de toekomst van onze idealen en
moraal, wanneer geloof in God steeds verder in onze achteruitkijkspiegel
verdwijnt?
Ook hier
blijft het boek steken in een gebrek aan precisie. Er wordt nog wel op gewezen
dat er in het Islamitische Saudi-Arabië veel minder misdaad voorkomt, maar de
moralistische regels van een geloof zitten nu één keer vervat in de boeken die
aan die diverse goden worden toegeschreven. Daar, in de claims van die boeken,
zoals de Bijbel en de Koran, liggen de problemen die aan een geloof in “god”
verbonden zijn. Geloof in de abstracte “god” van Paas en Peels bezorgt
geen moreel kompas, zo’n concreet kompas vind je alleen in de documenten van de
diverse religies. En die kompassen zijn ook door mensen, uit een vaak ver
vervlogen verleden tijd nog wel, samengesteld.
Een objectief
universeel moreel kompas zou wellicht wel handig kunnen zijn, maar hebben Paas
en Peels dan nog niet iets beters aan te bieden dan de Koran of de Bijbel?
- Zonder geloof in God wordt zingeving op den duur problematisch.
Hoelang kunnen mensen blijven geloven
in waarden die in hun eigen ogen niet meer zijn dan culturele constructies?
Daar geloof
in een geabstraheerde “god” ook moeilijk voor zingeving kan zorgen, moet het
ook hier wel gaan om een specifieke, bijv. de christelijke en wel de heel vaak
primitieve culturele constructies van de bijbel. Daar schiet je wat verdedigbare
culturele constructies betreft ook niet mee op. Dan moet je toch maar eerst kiezen
voor een religie die wel wat bij je past:
Geen mens kan in alle goden geloven,
omdat veel van die goden elkaar conceptueel uitsluiten. Bovendien is het
buitengewoon veel werk om alle goden te vereren die er ooit vereerd zijn;
‘geloven’ houdt nu eenmaal meer in dan een hokje afvinken. Je zou er meer dan
een dagtaak aan hebben.
Ook hier
geldt kennelijk: lever je eigen culturele constructies maar in voor de constructies
van anderen uit een ver verleden. Van culturele constructies kom je zo, helaas,
niet af. En het te bewijzen object blijkt ineens intern conceptueel nogal verdeeld. Wat moet er dan bewezen worden?
- Je hoeft niet te bewijzen dat God bestaat, zij moeten bewijzen dat hij niet bestaat.
Stel dat
iemand zegt dat de Holocaust nooit heeft plaatsgevonden. Zou je dan omslachtig
bewijzen gaan zoeken om aan te tonen dat er toch heus zes miljoen Joden zijn
omgebracht? Je kunt dat natuurlijk doen, maar het is verstandiger om te zeggen:
‘Je kletst uit je nek. Kom eerst maar eens met bewijzen’. Als de ander
vervolgens zegt: ‘Wie wat ontkent, hoeft niets te bewijzen’, dan zouden we dat
heel vreemd vinden. In het algemeen vinden we dat mensen die iets ontkennen wat
voor heel veel mensen gesneden koek is, maar moeten aantonen dat ze gelijk
hebben. Maar zodra het over God gaat, komen religiebestrijders weg met dit soort
flauwekul. En velen zijn ervan onder de indruk. Waarom is dat zo? Dat heeft
naar ons idee veel te maken met de slechte reputatie van religie in het Westen.
Weer een
buitengewoon vreemde redenering die voor het gemak maar weer even uitgaat van
die abstracte “god”. Misschien is het wel waar dat een meerderheid van de
mensen gelooft dat er wel “iets” is en dat zou je dan ook niet hoeven te
bewijzen. Maar de vraag naar het bestaan van "God" is voor verreweg de meesten de
vraag naar het bestaan van een specifieke God, Jezus, Allah, Jahweh, Vishnoe,
Lou de palingboer, etc. en moeten wij
dan bewijzen dat die allemaal niet bestaan?
- Als je in Jakarta geboren was, was je moslim geweest en dat is geen probleem
Hier vindt nogmaals
een merkwaardige redenering plaats: uiteraard heb je de meeste kans te geloven
in de god die in jouw omgeving aanbeden wordt, so what? What is the problem?
Vreemd dat ze
hier geen probleem zien. Dit kan alleen maar doordat de schrijvers even afscheid
nemen van hun achterliggende religieuze model, namelijk het Christendom en de bij haar horende geschriften, met
daarin een God die “de wereld alzo lief had” maar dat kennelijk maar heel
lokaal aan de man wist te brengen. Natuurlijk als het gaat om geloof in “iets”
waar we eigenlijk niks van weten, kun je verwachten dat er regionaal
verschillende interpretaties ontstaan.
Maar als het gaat om geloof in de Bijbel met een God die heel anders is
dan andere goden en een plan voor verlossing heeft voor iedereen, dan is het
wel vreemd dat de religie van die God zich op dezelfde regionale manier
verspreidde als de religies van andere goden. Wat hier wellicht ook in
meespeelt is de calvinistische achtergrond
van de schrijvers, waarbij de uitverkiezende God er in eerste instantie voor koos het
grootste deel van de wereld maar links te laten liggen.
Mijn
conclusie is dan ook dat dit een nogal verward werk is, waar achterliggende
(christelijke) overtuigingen gemaskeerd worden door te focussen op een zeer
abstracte godheid. Op deze manier wordt er niets bewezen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Geef je eigen mening hier: