zaterdag 6 juni 2015

God als Plaaggeest en het Bloed van het Lam


Mozes, God als Plaaggeest en het bloed van het lam.


 Let My People Go  (Louis Armstrong)


 Heilsplan tot hieraan toe.


In de brugillustratie heb ik uitgelegd hoe “kinderen van God” zich “redding” voorstellen. Het gaat daarbij om redding van de zonde, de macht van de duivel (het kwaad?) en uiteindelijk verlossing van de dood.

Het begint ermee dat de mens door z’n zondigheid het contact met zijn Schepper verloren is. Om die Schepper-God te verzoenen kunnen brandoffers gebracht worden, maar geen menselijk offer is goed en perfect genoeg om  de mensheid te kunnen redden. Daarom besloot God om zelf dat offer maar te brengen en zijn zoon, Jezus Christus, naar de aarde te sturen om daar als offerlam te sterven  en de mensen weer met God te verzoenen.

Deze reddingsoperatie wordt in fasen uitgevoerd en voorbereid. En op verschillende momenten in de uitvoering van dit plan, weergegeven in het Oude Testament,  zie je de cruciale elementen geïllustreerd.

Adam en Eva zondigen door van de verboden vrucht te eten. Ze wandelen daarna niet meer met God. Dit duidt op het ontstaan van de scheiding met God door de zonde.

God heeft dan besloten om zijn plan via een speciaal uitverkoren volk (de Joden/Israëliërs) ) uit te voeren. Daartoe wordt Abraham aangewezen. God vraagt dan aan Abraham om zijn zoon, Isaak, te offeren.

Maar uiteindelijk hoeft dat toch niet en wordt een lam (jonge ram) beschikbaar gesteld om de plaats van Isaak in te nemen. Dit duidt op Jezus, die als Lam van God de plaats in zal gaan nemen van de zondige mens die eigenlijk voor zijn zonden zou moeten sterven (d.w.z. eeuwig gescheiden zijn van God, dat is een nooit eindigende hel).

Dan zijn we nu toe aan een verhaal dat illustreert hoe dat dan precies werkt, dat zo’n lam je kan redden.

De tien plagen in Egypte.


Er is heel veel gebeurd met Abraham en zijn nageslacht. Zijn achterkleinzoon, Jozef, komt als slaaf in Egypte terecht. Hij weet zich echter op te werken tot de rechterhand van de Farao en laat dan zijn hele familie overkomen naar Egypte omdat er in hun land een  ernstige hongersnood was.

Die Israëliërs worden talrijk en latere Farao’s gaan er toe over om van dit volk een slavenvolk te maken. Het hele volk heeft erg te lijden onder deze slavernij. Onder hen is een man die ooit te vondeling was gelegd, door de vrouw van de Farao gevonden werd en aan het hof opgroeide. Hij kreeg de naam Mozes. Toen hij er achter kwam dat hij een Israëliër was begon hij zich voor zijn volk in te zetten. Hij eiste van de Farao dat hij zijn volk zou laten gaan.  Om zijn eis kracht bij te zetten, stortte God allerlei plagen uit over de Egyptenaren. De Farao wil er niks van weten en later stemt dan eerst toe, maar trekt later z’n belofte weer in. De plagen worden steeds erger.

Plaag 1: Water verandert in bloed (Exodus 7  BGT)


20 Mozes en Aäron deden alles wat de Heer gezegd had. Aäron sloeg met zijn stok op het water van de Nijl, en het water veranderde in bloed.

Dat heeft grote gevolgen, de vissen sterven, de rivier gaat stinken en de mensen hebben geen water meer om te drinken. Het haalt echter niets uit de farao luisterde niet.

Plaag 2: Er komen kikkers uit de rivier


26 De Heer zei tegen Mozes: ‘Ga naar de farao en zeg tegen hem: ‘De Heer wil dat u zijn volk laat gaan. Dan kunnen ze hem gaan vereren. 27 Als u weigert, zal hij het hele land straffen met een kikkerplaag.

Het land wordt overspoeld met kikkers van de slaapkamers tot de ovens en pannen.
Die kikkers maken het leven van de Egyptenaren tot een hel. “Laat het a.j.b. stoppen”, zegt de Farao, “dan zal ik het volk laten gaan.” Maar als Mozes dat dan even regelt met de Allerhoogste, weet de Farao nergens meer van. Tijd voor de volgende plaag.

Plaag 3: Er komen muggen (Exodus 8: )


12 De Heer zei tegen Mozes: ‘Zeg tegen Aäron dat hij met zijn stok op de grond moet slaan. Dan zal in heel Egypte het stof veranderen in muggen.’


Alle mensen en dieren  kwamen onder de muggen te zitten. Zelfs de tovenaars van de farao begonnen in te zien dat hier toch wel een machtige god achter zat. Maar de farao hield vol, hij weigerde om naar Mozes en Aäron te luisteren. De Heer had daar al voor gewaarschuwd.
God (de Heer) heeft er even tijd voor nodig, maar begint het dan wel te snappen: die Farao gaat nooit toegeven. Toch maar even door blijven plagen.

Plaag 4: Er komen steekvliegen


Dan wordt het land getroffen door steekvliegen, zoveel zelfs dat vloeren van de huizen ermee bedekt waren. De goede God liet overigens wel het gebied waar de Israëlieten woonden (het land Gosen) ongemoeid. De Farao blijft koppig, hij geeft eerst toe, maar zodra de plaag gestopt is, trekt hij zijn belofte weer in.  Dan nog maar eens een plaagje

Plaag 5: Het vee wordt ziek


Alle paarden, ezels, kamelen, koeien, schapen en geiten van de Egyptenaren krijgen dan een vreselijke ziekte.  Ook dit heeft geen succes.

 

Straf 6:  Iedereen krijgt zweren (Exodus 9:  )


8 De Heer zei tegen Mozes en Aäron: ‘Jullie moeten allebei een handvol as uit een oven pakken. Die as moet Mozes bij de farao in de lucht gooien. 9 Daarna zal de as over heel Egypte waaien en op de mensen en de dieren terechtkomen. En dan zullen alle mensen en dieren zweren op hun lichaam krijgen.’

12 Maar de Heer zorgde ervoor dat de farao niet wilde toegeven. Hij luisterde niet naar Mozes en Aäron. Precies zoals de Heer al tegen Mozes gezegd had.

Leuk hoor, zo’n heel volk vol zweren en hier gebeurde ook iets bijzonders waar kinderen van God hun hoofd wel vaak over  breken. God zelf zorgt ervoor dat de Farao niet luistert! Kun je Farao de schuld dan  nog wel geven? Als oplossing komen ze dan met de stelling dat God wel weet dat hij toch niet zal luisteren, hij kan dan van die koppigheid maar beter gebruik maken om zijn almacht te tonen. God wordt hiermee wel weer heerlijk menselijk en verheugt zich erin te kunnen laten zien hoe sterk hij is! Wat eerlijker gelovigen zullen zeggen dat zij het ook niet snappen, maar dat God nu één keer God is en we niet alles wat hij doet kunnen begrijpen.

Straf 7: Dodelijke hagel en vuurstormen

Bij de zevende straf gaan er echt direct doden vallen. Er komt vuur van de hemel en zware hagelstenen. Iedereen die niet in huis is wordt gedood.

Zo kondigt Mozes dit aan:
17 U blijft u verzetten en u weigert om het volk te laten gaan. 18 Daarom zal het morgen om deze tijd verschrikkelijk gaan hagelen. Het heeft in de hele geschiedenis van Egypte nog nooit zo hard gehageld. 19 Breng alle dieren naar binnen. En laat alles wat buiten is, naar binnen brengen. Want alle mensen en dieren die buiten zijn, zullen sterven door de hagel.’’

Velen sterven dan, vooral slaven, omdat hun bazen er niet altijd zin in hadden om hen te laten schuilen, maar ook andere onschuldige Egyptenaren. God begint al wat op Hitler te lijken. Als die z’n zin niet krijgt van de Nederlandse regering gooit hij bommen op Rotterdam, dan moeten de onschuldige burgers van het land  het ook maar voelen. De geallieerden voelen zich dan ook gerechtvaardigd om de onschuldige burgers van Japan en Duitsland te straffen. God weet wel het voorbeeld te geven. Maar goed we zijn er nog niet, het kan nog veel erger worden.

De farao wordt weer gewaarschuwd (Exodus 10: )


1 Toen zei de Heer tegen Mozes: ‘Ga naar de farao. De farao en zijn dienaren zullen niet toegeven. Daar heb ik zelf voor gezorgd, zodat ik wonderen kan doen in Egypte. 2 Jij moet daar later over vertellen aan je kinderen en kleinkinderen. Vertel ze dat ik mijn macht heb laten zien aan de Egyptenaren. En dat ik vreselijke dingen met hen gedaan heb. Dan zullen jullie begrijpen dat ik de Heer ben.’

Kijk zo doe je het dan om te laten zien hoe geweldig je bent. Je zorgt ervoor dat mensen fouten maken en dan kom jij als reddende engel en held van het volk uit de kast.

Het haalt dus ook weer niets uit. De Farao is wel bereid alle mannen te laten vertrekken, maar verder niemand. Gelukkig weet God nog wel een mooie plaag

Plaag 8: Er komen overal sprinkhanen


12 De Heer zei tegen Mozes: ‘Houd je stok boven het land. Dan komen er sprinkhanen. Ze zullen alle planten opeten die na de hagel nog overgebleven zijn.’

13 Mozes hield zijn stok boven het land. Toen liet de Heer de hele dag en de hele nacht een oostenwind waaien. Toen het ochtend werd, had de wind sprinkhanen meegebracht. 14 Er waren verschrikkelijk veel sprinkhanen, en ze kwamen in het hele land. Er waren nog nooit zo veel sprinkhanen geweest, en er zouden ook nooit meer zo veel sprinkhanen komen. 15 Het hele land was ermee bedekt. De grond zag zwart van de sprinkhanen. Ze aten alle planten op en alle vruchten aan de bomen, alles wat er nog over was na de hagel. Er was in heel Egypte nergens meer groen aan de bomen of op het land.

De farao luistert niet


16 Meteen liet de farao Mozes en Aäron komen. Hij zei: ‘Ik ben schuldig. Ik heb niet gedaan wat jullie God en jullie willen. 17 Vergeef me toch nog één keer. Bid dat de Heer deze dodelijke ramp laat ophouden.’

18 Mozes ging bij de farao vandaan, en hij bad tot de Heer. 19 Toen liet de Heer de wind draaien. Een harde westenwind nam alle sprinkhanen mee naar de Rietzee. Er bleef geen sprinkhaan over in heel Egypte.

20 Maar de Heer zorgde ervoor dat de farao niet toegaf. Ook deze keer liet hij de Israëlieten niet gaan.

Plaag 9: Het wordt overal donker


21 De Heer zei tegen Mozes: ‘Houd je arm omhoog naar de hemel. Dan zal het donker worden in heel Egypte, zo donker als in de nacht.’

22 Toen hield Mozes zijn arm omhoog naar de hemel, en meteen werd het donker in het hele land. Drie dagen lang was het helemaal donker. 23 De mensen konden elkaar niet meer zien. En ze konden nergens meer naartoe gaan. Maar waar de Israëlieten woonden, bleef het licht.

De farao luistert niet


24 Toen liet de farao Mozes bij zich komen. Hij zei: ‘Gaan jullie de Heer maar vereren. Jullie kinderen mogen mee, maar jullie schapen, geiten en koeien moeten hier blijven.’

25 Maar Mozes zei: ‘Wilt u ons dan dieren van uzelf meegeven om te offeren aan de Heer, onze God? 26 Nee, onze eigen dieren moeten mee voor de offers. Alle dieren, want we weten pas welke dieren we nodig hebben als we daar zijn.’

27 De Heer zorgde ervoor dat de farao niet toegaf. Hij wilde de Israëlieten niet laten gaan. 28 De farao zei tegen Mozes: ‘Ga weg! Ik wil je nooit meer zien! Als je hier nog eens durft te komen, zul je sterven.’ 29 ‘Goed,’ zei Mozes. ‘U zult me niet meer zien.’

Dan wordt het nu wel tijd om het reddingsplan in werking te zetten. Deze redding zal als symbool staan voor de grote Redding die God later door Jezus gaat volbrengen.

Plaag 10: De oudste zonen zullen sterven (Exodus 11:)


1-10 Mozes zei ook: ‘Midden in de nacht zal de Heer door Egypte gaan. Dan zal elke oudste zoon in Egypte sterven. Niet alleen de oudste zonen van al uw slavinnen, maar ook uw eigen oudste zoon. Uw oudste zoon, die later farao zou worden, zal sterven. Ook bij het vee zal elk jong dat het eerst geboren is, sterven. Er zal erg hard gehuild worden in heel Egypte. Zo veel verdriet is er nog nooit geweest. En zo veel verdriet zal er ook nooit meer zijn.

Maar bij de Israëlieten zal er niets gebeuren, niet met de mensen en niet met de dieren. Dan zult u begrijpen dat de Heer verschil maakt tussen de Egyptenaren en de Israëlieten. Uw dienaren zullen mij komen smeken of ik weg wil gaan met mijn hele volk. En dan zal ik gaan.’ Toen ging Mozes woedend bij de farao vandaan.

De Heer had tegen Mozes gezegd: ‘De farao zal niet naar jullie luisteren. Daardoor kan ik veel wonderen doen in Egypte.’ Mozes en Aäron hadden al die wonderen gedaan voor de farao. Maar de Heer had ervoor gezorgd dat de farao niet wilde toegeven. Hij liet de Israëlieten niet weggaan uit zijn land.

Dit zal de plaag worden die Farao er uiteindelijk toe overhaalt om het Volk van God te laten gaan. Er moet alleen nog wel voor gezorgd worden dat de oudste (de eerstgeboren) zonen van de Israëlieten niet mee gedood worden.

Het Paasfeest (Exodus 12: )


Alle Israëlieten moeten een dier slachten


[Mozes zei:]1-3 ......Op de tiende dag van deze eerste maand moet elk gezin een schaap of een geit uit de kudde halen. ...5 Het dier mag een schaap of een geit zijn. Maar het moet een mannelijk dier zijn van één jaar oud. Het dier moet gezond zijn en mag geen gebreken hebben.

7 Als het dier geslacht is, moeten jullie wat bloed op de deurposten doen en op de balk boven de deur. Dat moet gebeuren bij elk huis. 8 Het vlees van het dier moeten jullie dezelfde nacht nog roosteren en opeten. Bij het vlees moeten jullie brood zonder gist eten en bittere kruiden. 9 ..........

11 Dat eten is de paasmaaltijd ter ere van de Heer. Jullie moeten snel eten. Je moet al helemaal klaar zijn om op reis te gaan: met je reiskleren aan, je riem om, je schoenen aan en een stok in je hand.’’

De Heer zal de Egyptenaren straffen


12 De Heer zei verder: ‘In deze nacht zal ik door Egypte gaan. Ik zal de oudste zoon in elk gezin doden. Ik zal ook het oudste jong van elk dier doden.

Ik ben de Heer. Ik zal laten zien dat de goden van Egypte geen macht hebben.13 Ik straf de Egyptenaren met de dood. Maar jullie zal ik niet straffen. Het bloed aan jullie huizen is het teken dat jullie daar wonen. Als ik bloed aan een huis zie, dan ga ik dat huis voorbij.

De Israëlieten moeten feestvieren


14 Voortaan moet deze dag voor jullie altijd een feestdag zijn. Dan moeten jullie denken aan wat ik in Egypte gedaan heb, en feestvieren ter ere van mij. ........17 Dit is het Feest van het Brood zonder Gist. Dat feest moeten jullie altijd blijven vieren. Het zal een herinnering zijn aan de dag dat ik alle stammen van Israël uit Egypte bevrijdde.

De oudste zonen in Egypte sterven


29 Midden in de nacht doodde de Heer alle oudste zonen van de Egyptenaren. Van arme mensen en van rijke mensen, van de farao en van mensen die gevangen zaten. Ook bij de dieren doodde hij het jong dat het eerst geboren was. 30 In die nacht schrok iedereen wakker: de farao, zijn dienaren en alle andere Egyptenaren. Iedereen huilde hard, in heel Egypte. Want in elk huis was wel iemand gestorven.

De Israëlieten trekken dan Egypte uit en beginnen aan een lange toch door de woestijn, op weg naar het Beloofde Land. In Exodus staat dat er wel 600.00 mannen waren van 20 en ouder. Dat bekent dat er in totaal wel een paar miljoen mensen door de woestijn gingen zwerven. Dat is moeilijk te geloven maar gelukkig is dat bij legenden ook niet nodig.
Gelovigen grijpen elke gelegenheid aan om te bewijzen  dat het allemaal wel echt is gebeurd, terwijl je zou zeggen dat je je voor zo’n God toch ook wel moet schamen.  Er zijn best een aantal verklaringen voor de plagen, denk maar aan de sprinkhanenplagen die ook nu nog wel voorkomen en wetenschappers hebben vastgesteld dat er algen zijn die een rivier rood kunnen doen  kleuren. Ook nog niet opgehelderd rood kleuren van rivieren is gedocumenteerd:


Voor bijna iedere plaag is er wel een verklaring. Ze hebben ook ontdekt dat er een stad was in Egypte, Pi-Ramesse, die zo’n 3000 jaar geleden ineens verlaten werd. Nou is 1000 v. Chr. een beetje te laat, want die uittocht moet veel eerder hebben plaats gevonden. Maar goed dat hoef je niet te benadrukken. Een tweede interessante troef is het Ipuwer Papyrus.

Ipuwer Papyrus

Het Ipuwer Papyrus is een document dat in handen is van het Nationaal Archeologisch museum in Leiden. Het manuscript is gevonden in Memphis, Egypte en is gedateerd rond de 13e-14e eeuw v. Chr., dat komt een beetje overeen met wanneer de 10 plagen plaatsgevonden zouden kunnen hebben.
                   
Ipuwer Papyrus
 

In dit Papyrus staat een gedicht dat beschrijft hoe er een complete chaos heerste in delen van Egypte, slaven rebelleerden tegen hun meesters, er waren ziektes en de dood beheerste het straatbeeld. Er was ook een periode van volledige duisternis. Het lijkt echt wel wat op de 10 plagen. Maar er worden ook andere gebeurtenissen genoemd, bijv. dat er ook sprake is van een Aziatische invasie.
Het lijkt veel logischer om het 10-plagen verhaal te zien als een volksverhaal dat is ontstaan, gebaseerd op echt in het Egyptische gebied voorkomende (natuur)verschijnselen, en langzamerhand bij het overleveren aangevuld werd met wonderbare elementen en ingepast in het creëren van een nationale ontstaansgeschiedenis. Het werd waarschijnlijk pas in de 6de eeuw v. Chr. in z’n geheel opgeschreven. God komt er ook niet echt als een aantrekkelijk individu uit tevoorschijn, dus waarom zou je als kind van god zo graag willen dat het allemaal echt zo gebeurd is? Nou, ja, als je begint stukjes van de bijbel los te laten, waar moet je dan nog wel op vertrouwen? Zo blijft het moeilijk voor gelovigen om objectief naar de historische gegeven te kijken.
Het Bloed van het Lam.

 

Voor kinderen van god wijst het bloed van het lam dat op de deurposten gesmeerd moest worden op het bloed dat Jezus vergoot aan het kruis op Golgotha. Met die dood, met dat bloed, kocht hij de (gelovige?) mensen vrij uit de slavernij van de zonde en de dood.

1 Petrus 1:

18 wetende, dat gij niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, zijt vrijgekocht van uw ijdele wandel, die (u) van de vaderen overgeleverd is, 19 maar met het kostbare bloed van Christus, als van een onberispelijk en vlekkeloos lam.

Pesach en Pasen


Met Pesach gedenken de Joden hun uittocht uit Egypte. Christenen hebben dit feest gekidnapt en gebruiken het om een invulling te geven aan hun Pasen. Op Pasen stond Jezus op uit de dood en werd de poort naar “de vrijheid (van zonden en de dood)” opengesteld. Die bevrijding van de dood, betekent dat de gelovige eeuwig leven gekregen heeft. Ook na de dood leeft hij/zij door bij God.  Lastiger is het dat gelovigen niet alleen vrijgesproken zijn van de straf op de zonde, maar ook van de zonde zelf bevrijd zouden moeten zijn. Helaas is daar weinig substantieels van te merken. Ook van de overwinning van Jezus op de duivel in het jaar 33 heeft de wereld weinig kunnen merken. Nu waren de Joden na hun uittocht nog niet direct in het Beloofde land, er was eerst nog een tocht door de woestijn. Gelovigen zien dat ook vaak zo, dat ze nog op weg zijn en woestijnervaringen kunnen blijven hebben. Zo wordt enige evidentie voor de claims van het Christendom al á priori onmogelijk gemaakt.

En pas op, als Jood had je dat bloed wel aan de deurpost aan moeten brengen anders was het  nog niet goed gekomen, om door het bloed van Jezus, het Lam van God gered te worden moet je zijn bloed ook wel aanbrengen aan de deur van je hart, d.w.z. je moet geloof in Hem bekennen of (in het jargon) Hem toelaten tot je hart. Je wordt dan gewassen in het Bloed van het Lam en dan wordt je zwarte ziel zo wit als sneeuw.



A well-known Christian hymn written by Elisha A. Hoffman in 1878. Sung in the video by the
Antrim Mennonite Choir, from their album 'Amazing Grace.'
De volgende keer gaan we eens kijken naar wie die Jezus geweest zou kunnen zijn.



(Intermezzo 4) Bizarre bijbelverhalen: Vrouwenroof à la IS(IS) en Boko Haram

 

Vrouwenroof à la IS(IS) en Boko Haram

Kim Walker Smith: Still Believe

   

 
You are the same, yesterday, today and forever!
 
Kinderen van God hebben sterk de neiging om over de bizarre en vaak gruwelijk verhalen van door Jehova (God) gesanctioneerde acties heen te lezen. Als ze horen over de meisjesroof van de extremistische Jihadisten van IS en Boko Haram dan denken ze al gauw dat dat komt omdat ze de verkeerde God (Allah) aanbidden en dat hun God (Jehova) anders is. Die acties hadden echter zomaar op grond van de Bijbel gerechtvaardigd kunnen worden. Lees maar eens mee in de fraaie vertaling van de Bijbel in Gewone Taal hoe het onder Jehova soms niet anders ging. Dit verhaal vind je in het boek Richteren (of Rechters). Het begint met een Leviet. Levieten waren afstammeling van Levi, één van de zonen van Jacob. Levieten hadden geen eigen grondgebied maar woonden verspreid tussen de andere 11 stammen door.

Een misdaad in Gibea

Richteren 19

Een Leviet krijgt ruzie met zijn vrouw

1 In de tijd dat Israël geen koning had, woonde er ver in het bergland van Efraïm een man. Hij was een Leviet en hij was getrouwd met een vrouw uit Betlehem in Juda. 2 Maar die vrouw kreeg ruzie met hem, en ze liep weg. Ze ging terug naar het huis van haar vader in Betlehem. Na vier maanden 3 ging haar man haar achterna. Want hij wilde haar overhalen om weer met hem mee terug te gaan. Hij had een knecht bij zich en twee ezels.
Zijn vrouw liet hem binnen in het huis van haar vader. En haar vader was erg blij om zijn schoonzoon te zien.

De vader wil dat de Leviet blijft

4 De vader van de vrouw vroeg aan zijn schoonzoon om een paar dagen in Betlehem te blijven. Dus de Leviet bleef drie dagen bij zijn schoonvader logeren. 5 Op de vierde dag wilde de Leviet vroeg in de ochtend vertrekken. Maar de vader zei: ‘Eet eerst nog iets, zodat je sterk genoeg bent voor de reis.’ 6 En de Leviet bleef wat eten. Toen zei de vader: ‘Blijf nog een nacht hier. Dat zal je goeddoen.’ 7 De Leviet wilde eerst toch weggaan, maar zijn schoonvader bleef het vragen. Daarom bleef de Leviet nog een nacht.
 
En de Leviet blijft nog een dag en nog een dag en gaat dan toch uiteindelijk weg. De vader wil z'n dochter wel heel graag het huis weer uit en dat gebeurt dan ook, ze gaat met haar man op reis terug naar zijn woonplaats. Hoe hij haar heeft kunnen overhalen of hoeveel vrijheid ze had om niet mee te gaan, wordt niet vermeld. Ze had beter bij papa thuis kunnen blijven...
 
Het was een lange reis, ze mijden Jeruzalem waar toen nog geen Israëlieten woonden en kwamen uiteindelijk in de Joodse plaats Gibea aan.
 

De Leviet komt aan in Gibea

14 De Leviet reisde dus verder met zijn vrouw en zijn knecht. Toen de zon onderging, waren ze net bij de stad Gibea in het gebied Benjamin. 15 Ze gingen de stad in omdat ze er die nacht wilden blijven. Ze liepen naar het plein van de stad. Maar er was daar niemand die hen uitnodigde om in zijn huis te slapen.

16 Korte tijd later kwam er een oude man terug van zijn werk op het land. De man hoorde bij de stam Efraïm, maar hij woonde in Gibea. De inwoners van Gibea hoorden bij de stam Benjamin. 17 Toen de man de drie reizigers zag staan op het plein, vroeg hij: ‘Waar komen jullie vandaan? En waar gaan jullie naartoe?’

18 De Leviet zei: ‘Wij komen nu uit Betlehem, in Juda. We zijn onderweg naar het bergland van Efraïm, waar ik woon. Maar er is hier niemand die ons een slaapplaats aanbiedt. 19 We hebben genoeg te eten bij ons. Voor onze ezels hebben we voer en stro, en voor onszelf hebben we eten en drinken. Wilt u ons helpen?’

20 Toen zei de oude man: ‘Bij mij zijn jullie welkom. Want jullie moeten vannacht niet op dit plein slapen. Ik zal zorgen voor alles wat jullie nodig hebben.’ 21 De oude man nam hen mee naar zijn huis en voerde de ezels. Daarna wasten zij zich, en ze aten samen.

 
Helaas, 's nachts komen er een stel slechteriken  van kennelijk onbestemde seksuele voorkeur naar het huis.  Ze hadden het in eerste instantie op de man gemunt, maar gelukkig kon hij gered worden door de maagdelijke dochter van de gastheer en de vrouw van de Leviet maar aan te bieden.
 

De vrouw wordt verkracht

22 Toen ze met elkaar aan het eten waren, kwamen er slechte mannen naar het huis van de oude man. Ze kwamen van alle kanten uit de stad, en ze bonsden op de deur. Ze riepen: ‘Breng je gast naar buiten. Dan zullen we hem eens lekker pakken!’ 23 De oude man ging naar buiten, en zei: ‘Nee, vrienden, die man is mijn gast. Zoiets slechts en verschrikkelijks kunnen jullie niet doen! 24 Maar ik heb een dochter die nog nooit met een man geslapen heeft. Ik kan haar en de vrouw van mijn gast naar buiten sturen. Pak die vrouwen maar, doe met hen wat jullie willen. Maar doe geen slechte dingen met mijn gast.’ 25 Maar de mannen uit de stad wilden niet naar hem luisteren.
Toen duwde de Leviet zijn vrouw de straat op. De mannen uit de stad verkrachtten de vrouw, de hele nacht. Pas toen de zon opkwam, lieten ze haar gaan.26 Toen het licht werd, sleepte de vrouw zich naar het huis waar haar man logeerde. Daar viel ze voor de drempel neer.
 

De Leviet dacht de volgende ochtend maar weer vrolijk zijn reis te vervolgen, toen hij bij de deur iets zag liggen: z'n vrouw. "Verrek", moet hij gedacht hebben, ik had immers ook nog een vrouw. En toen hij even goed keek, zag hij dat ze dood was! Hij laadde haar op een ezel, kwam thuis aan en leende even een slagersmes:
 

De Leviet snijdt zijn vrouw in stukken

27 Die ochtend deed de Leviet de deur van het huis open, omdat hij verder wilde reizen. Toen zag hij zijn vrouw op de grond liggen, met haar handen uitgestrekt naar de deur. 28 Hij zei tegen haar: ‘Sta op, we gaan weer verder.’ Maar ze antwoordde niet, want ze was dood. Daarom pakte hij haar op, legde haar op een ezel en vertrok naar zijn woonplaats.

29 Thuis pakte de Leviet een mes en sneed het lichaam van zijn vrouw in twaalf stukken. Hij stuurde naar elke stam van Israël één stuk. 30 En iedereen die het zag, zei: ‘Zoiets is nog nooit gebeurd in Israël. We hebben nog nooit zoiets meegemaakt vanaf de dag dat we bevrijd werden uit Egypte tot nu toe. Laten we bij elkaar komen en goed overleggen wat we moeten doen!’

 

Zo kregen alle Israëlieten dus via een vlees-twitter een idee van wat er gebeurd zou kunnen zijn. Ze verzamelen zich dan vanuit het hele land en de Leviet krijgt de gelegenheid zijn verhaal te vertellen (let maar eens op hoe secuur hij dat doet):
 
Richteren 20:

De Leviet legt uit wat er gebeurd is

De Israëlieten vroegen: ‘Wie kan ons vertellen wat er precies gebeurd is?’4 Toen zei de Leviet, de man van de vermoorde vrouw: ‘Ik was op reis met mijn vrouw. We moesten blijven slapen in Gibea, in het gebied Benjamin. 5 Maar de inwoners van Gibea vielen me aan. Ze kwamen ’s nachts van alle kanten naar het huis waar ik logeerde. Ze wilden mij doden, en mijn vrouw hebben ze verkracht. Dat was zo verschrikkelijk, dat zij niet meer leeft.
6 Toen heb ik het lichaam van mijn vrouw in stukken gesneden. En ik heb naar ieder gebied in Israël een stuk gestuurd. Zo kon iedereen zien dat er iets verschrikkelijks gebeurd is. Dit had nooit mogen gebeuren in Israël! 7 Jullie zijn nu bij elkaar gekomen om te beslissen wat we moeten doen.’
 
 
Ze besluiten er dan maar op in te hakken en die lui in Gibea te straffen. Gibea ligt in het stamgebied van de Benjamieten en toen die Benjamieten onheil roken besloten ze als één man achter hun broeders in Gibea te gaan staan. Zo kwamen er twee legers tegenover elkaar te staan: 400.000 Israëlieten (zonder Benjamieten)  en 26.000 Benjamieten. Dan wordt er even door de Israëlieten met God (Jehova) overlegd, want die wil natuurlijk ook wel graag van de partij zijn. "Welke stam moet het eerst de Benjamieten aanvallen, Heer?"  De Heer zei toen "De stam Juda"!
Hoe dat spreken van de Heer gebeurde weten we niet. Kinderen van God hoor je dat ook vaak zeggen : "Toen zei de Heer tegen mij..". De gedachte die ben hen op dat moment opkomt wordt tot de stem van God verheven. Dat kan buitengewoon gevaarlijk zijn, vooral als de Heer dan iets zegt over iemand anders, bijv. om die maar te doden....
Maar goed, Juda gaat er tegenaan en lijdt een enorme nederlaag. 22.000 van hun mannen sneuvelen. Israël huilt en smeekt God om raadt. Wat moeten we nu doen? "Val weer aan", zegt de Heer. Deze keer zetten ze een elite korps in. Ook die druipen met de staart tussen de benen weer af en 18.000 zijn te dood om nog af te druipen.
 
Wat een kind van God hiervan moet leren is dat je vol moet houden, dat het toch goed gaat komen als God aan je kant staat (en jij aan die van Hem!). Even niet moeilijk doen over die mislukkingen en die tegenslagen. "Nog één keer", zegt God, "en dan zal ik jullie echt de overwinning geven"
 
Toen gingen ze een trucje uithalen. Ze lieten 10.000 van hun beste soldaten zich verstoppen in de buurt van Gibea. Zelf zouden ze dan net doen of ze op de vlucht sloegen en de Benjamieten van de stad weglokken..
 

 De Benjaminieten worden verslagen

36 De Benjaminieten werden dus helemaal verslagen. Dat gebeurde op de volgende manier: De Israëlieten waren eerst gevlucht voor de soldaten van Benjamin. Want zij vertrouwden op de soldaten die zich verstopt hadden bij Gibea. 37 Die soldaten deden onverwachts een aanval op de stad. Ze doodden alle inwoners, 38 en ze staken de stad in brand. Dat hadden ze afgesproken met de rest van hun leger.
39 De Benjaminieten dachten intussen dat ze de strijd gewonnen hadden. Want de Israëlieten waren net als de vorige keren voor hen weggevlucht. En er waren ongeveer dertig Israëlieten gedood. 40 Maar op dat moment kwam er een grote, zwarte rookwolk uit Gibea. Toen de Benjaminieten in de richting van hun stad keken, zagen ze hoe die afbrandde.
41 Intussen vielen de gevluchte Israëlieten het leger van Benjamin aan. Toen begrepen de Benjaminieten wat er met hen gebeurde. Ze raakten in paniek, 42 en ze vluchtten weg in de richting van de woestijn. Maar ze werden tegengehouden door de soldaten van Israël die uit Gibea kwamen. Heel veel soldaten van de stam Benjamin werden gedood.
  

De overgebleven mannelijke Benjamieten aan vrouwen helpen

Nou waren die Benjamieten wel landgenoten, die een probleem hadden. Alle Benjamietische vrouwen waren zo'n beetje gedood en de overgebleven Benjamietische soldaten leken veroordeeld tot blijvend vrijgezellenschap. Daar moest iets aan gedaan worden. Toen kwam er iemand met een idee. Als er een stad of streek geweest was waarvan de mensen niet mee gedaan hadden aan de strijd, dan konden die mooi een kopje kleiner gemaakt worden, op hun maagdelijke meisjes na. Die konden dan mooi aan de Benjamieten gegeven worden. En goddank was er zo'n stad, Jabes!

Richteren 21:  8 Vandaar de vraag wie van hen er niet aan de volksvergadering in Mispa had deelgenomen. Het bleek dat er uit Jabes in Gilead niemand naar het heiligdom van de HEER in Mispa was gekomen: 9 toen de strijders zich meldden, was er niemand uit Jabes bij. 10 Dus stuurden de Israëlieten twaalfduizend van hun beste soldaten naar Jabes, met als opdracht: ‘Dood alle inwoners van Jabes: mannen, vrouwen en kinderen. 11 Let wel, dood alle mannen, maar van de vrouwen alleen degenen die met een man hebben geslapen.’ 12 In Jabes bleken vierhonderd jonge meisjes nog nooit met een man te hebben geslapen. Zij werden overgebracht naar de verzamelplaats in Silo in Kanaän. 13 De volksvergadering van de Israëlieten stuurde een afvaardiging naar de Benjaminieten die zich ophielden in de rotswand van Rimmon, om vrede met hen te sluiten. 14 Daarop keerden de Benjaminieten terug en de Israëlieten gaven hun de vrouwen uit Jabes die ze in leven hadden gelaten. Maar er waren er niet genoeg voor allemaal.
 
Nou dan wordt er nog een sluw plannetje beraamd en krijgen de Benjamieten toestemming om een vrouw te roven. Zo doe je dat dan:
 

Vrouwenroof in Silo

 
15 De HEER had een bres geslagen in de stammen van Israël, en daarover voelden de Israëlieten zich nu bezwaard. 16 Daarom vroegen de leiders van de volksvergadering: ‘Wat kunnen we doen om de overlevenden van de stam Benjamin vrouwen te bezorgen nu al hun vrouwen zijn gedood? 17 Het grondgebied van Benjamin moet kunnen overgaan op een volgende generatie, want er mag geen enkele stam van Israël verloren gaan. 18 Maar wij kunnen hun onze dochters niet tot vrouw geven, want we hebben onder elkaar een vloek afgeroepen over ieder die een vrouw aan Benjamin geeft.’ 19 Toen dachten ze aan het feest ter ere van de HEER dat elk jaar in Silo werd gevierd (Silo ligt ten noorden van Betel en ten zuiden van Lebona, iets ten oosten van de weg van Betel naar Sichem), 20 en ze raadden de Benjaminieten aan: ‘Ga naar Silo en houd u daar in de wijngaarden verborgen 21 tot u de meisjes uit de stad in reidansen naar buiten ziet komen. Kom dan tevoorschijn en roof voor ieder van u een meisje om als vrouw mee te nemen naar uw eigen stamgebied. 22 Wanneer hun vaders of broers zich bij ons komen beklagen, zullen we zeggen: “Wees zo goed hen aan ons af te staan; niet iedereen heeft in de strijd een vrouw kunnen bemachtigen, en tenslotte hebt u hun uw dochters niet vrijwillig tot vrouw gegeven, dus u treft geen schuld.”’ 23 De Benjaminieten deden wat hun was aangeraden. Elk van hen greep een van de dansende meisjes en nam haar als vrouw mee naar zijn eigen stamgebied. Daar teruggekeerd herbouwden ze de steden en gingen er weer wonen
 
 
 Je moet je die toestanden eens indenken, ouders die radeloos zijn omdat hun dochters gekidnapt werden en de meisjes zelf die zich gevoeld moeten hebben als niet meer dan een stuk vee. Jehova (God) had vrouwen niet erg hoog zitten. In de tijd na Jezus is dat wel iets beter geworden, maar het blijft erg onder de maat. Ook dan worden ze nog gemaand zich aan hun man te onderwerpen.
Evangelisch gelovigen zullen soms zeggen dat deze vreselijke dingen hoorden bij het Oude Verbond (voor Jezus) en dat het in het Nieuwe Verbond heel anders is geworden. Dat roept de vraag op wat er dan anders is geworden, want God zelf kan niet anders geworden zijn. Hij zegt immers van zichzelf:

Exodus 3: 14    (NBG)    Ik ben, wie ik ben.

En van Zijn Zoon wordt gezegd:

 Hebreen 13 : 8 (NBG)
‘Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid.'

Lastig voor gelovigen. Er was dan ook direct al iemand die zo'n dikke 50 jaar na het sterven van Jezus Christus geboren was, Marcion geheten, die dit onaanvaardbaar vond en de God van het Oude Testament reduceerde tot een wraakzuchtige ondergod. Die kon de vader van Jezus niet zijn geweest.
Marcion was helemaal op Jezus Christus gefocust en het is wel interessant dat de kerk die hij stichtte de "Christelijke"  kerk werd genoemd en die andere grote beweging de "Katholieke" kerk. Deze kerk van Marcion bleef eeuwenlang bestaan naast de "Katholieke" kerk. In onze blogs over de vroege geschiedenis van de kerk zullen we hier wel weer op terugkomen.