vrijdag 20 oktober 2017

Het bloed der martelaren. Zaad of onkruidzaad?



Het bloed der martelaren als zaad van de kerk.

Kinderen van god zien de eerste eeuwen van het Christendom als een glorieuze tijd waarin God zijn kerk in  de gehele toenmalige wereld tot bloei bracht en wat hen heel erg aanspreekt is de bereidheid van de eerste christenen  om voor hun geloof gemarteld te worden en te sterven. De bekende Noord-Afrikaanse kerkvader Tertullianus (160-220 AD),  zei ooit: "Semen est sanguis Christianorum", "zaad is het bloed der Christenen”. Dit werd later meestal weergegeven als  “het bloed der martelaren is het zaad der kerk”. 

Dit kon erop neerkomen dat gelovigen soms het martelaarschap zochten.
 

Ignatius van Antiochië


Ignatius van Antiochië (geboren tussen 35 en 50 na Christus - gestorven tussen 110 en 117)[doet het volgende appèl aan de gemeente van Rome: 
„Ik schrijf alle gemeenten en druk alle op het hart dat ik graag voor God sterf. Als u het mij maar niet verhindert. Ik vermaan u: laat uw welwillendheid mij niet ongelegen komen. Laat me toch voedsel zijn voor de dieren. Daardoor kan ik tot God komen. Ik ben de tarwe van God en door de tanden van de dieren word ik gemalen opdat ik zuiver brood van Christus zal blijken te zijn. Ja hitst de dieren op dat ze mijn graf worden en niets van mijn lichaam overlaten.”
Bron: https://www.trouw.nl/home/de-hemelse-beloning~af6e7e82/

De eerder genoemde kerkvader Tertullianus vertelt in zijn geschrift ’Ad Scapulam’ over de Romeinse gouverneur Arrius Antoninus, die aan het eind van de tweede eeuw in Klein-Azië ook christenen vervolgde. Hij ontdekte tot zijn verbijstering en ergernis dat het niet werkte. De christenen kwamen ongevraagd naar hem toe en vroegen zijn gunst om ook gedood te mogen worden. Halverwege dit onbegonnen werk riep hij vertwijfeld tegen de overigen : 
„Dwazen, hebben jullie geen rotspunten (om vanaf te springen) en stroppen (om je mee op te knopen)?”

Kinderen van god vergeten weleens dat dit soort vervolgingen allerlei groepen raakte, de Manicheïsten bijvoorbeeld, werden vaak minstens even heftig vervolgd en het is duidelijk heel normaal dat een beperkte vorm van achterstelling en discriminatie nogal eens positief uitwerkt op de moraal van de desbetreffende groepering.

Onkruidzaad


Digibron, kenniscentrum van de gereformeerde gezindte, geeft dat ook ruimhartig toe:
“Men voelt zich door de maatschappij misdeeld en dat leidt ertoe dat de rijen gesloten worden. Die achterstelling heeft een solidariserend effect op de eigen kring. Men gaat zich strijdbaar opstellen tegen de boze buitenwereld.
Gods Woord houdt stand in eeuwigheid, zo luidt een bekende passage uit het Lutherlied. Dat is zeker waar. Laten we echter niet vergeten dat het bijgeloof ook taai is. Lang niet alles wat standhoudt in verdrukking en vervolging is het ware werk van God. Het bloed der martelaren is inderdaad een zaad. Maar vaak is het helaas onkruidzaad.”

Polycarpus


Polycarpus was 86 toen hij stierf ergens in de periode 155-160 AD. Hij moet dus laat in de eerste eeuw geboren zijn. Zijn naam betekent zoiets als iemand die “veel vrucht” draagt. Hij was de geestelijk leider (de bisschop) in Smyrna (nu Izmir ), Turkije. Toen er weer een vervolging uitbrak, vluchtte hij naar een boerderij, waar hij tijdens een soort coma onder zijn hoofd een kussen zag dat in brand stond. Hij wist het toen al, “ik word levend verbrand”
Dan wordt hij gedwongen verder te vluchten naar een andere boerderij, maar één van de slaven in de vorige boerderij verraadt onder marteling het nieuwe vluchtadres.
Als de soldaten hem gevonden hebben, biedt hij hen voedsel aan en vraagt om een tijd van gebed. Hij mag twee uur lang bidden en iedereen is vol bewondering voor die oude man.
Maar hij ontkomt niet aan de gevangenschap en wordt op een ezel gezeten de stad in gereden. Daar wordt hij door Herodus (de politiecommandant) overgebracht naar zijn rijtuig. Herodus gaat naast hem zitten en probeert hem te overreden. “Wat is er nou op tegen om Caesar heer te noemen en een offer te brengen (aan de goden). !”
Dat doet Polycarpus dus mooi niet en hij wordt dan ook de arena ingeleid om publiekelijk verhoord te worden. Ook daar wordt er geprobeerd om hem om te praten. Hij moet bijvoorbeeld zeggen ”Weg met de atheïsten”. (De Romeinen beschouwden de christenen ook als atheïsten). Polycarpus zwijgt eerst, maar heeft er dan geen problemen mee om dat te zeggen. Zweren bij de Keizer en Jezus verloochenen, nee dat gaat hij niet doen.
Hij maakt best indruk op veel mensen, maar anderen en met name de verzamelde Joden zorgen ervoor dat hij toch veroordeeld wordt. Er kon zo gauw geen leeuw gevonden worden, dus moest hij maar op de brandstapel.
Eigenlijk wilden ze hem vastspijkeren, maar hij kon hen overhalen om dat maar niet te doen, want, zo zei hij, hij zou toch door de hulp van zijn God niet willen proberen om weg te lopen. Hij wordt dan alleen maar aan de houten constructie vastgebonden.

Het vuur kan hem alleen niet verteren. Getuigen zagen de vlammen als een muur om hem heen slaan en er was geen geur van brandend vlees maar wel die van geurige wierook en kruiden. En de kleur van zijn huid was als van gebakken brood en als dat van goud en zilver dat in het vuur wordt gelouterd.
Uiteindelijk moet hij dan met een dolk om het leven gebracht worden en breekt er onenigheid uit over wat er met het lichaam moet gebeuren. Vooral de Joden zijn bang dat er weer een nieuwe Jezus gaat ontstaan en dringen aan op verbranding. Dat gebeurt dan ook.

De oudste kopieën van dit verhaal stammen uit de tiende eeuw en het is duidelijk dat het keer op keer verfraaid, gekopieerd en met anderen gedeeld werd. Het sociale medium uit die tijd!
Zelfs kinderen van god zullen hun twijfels hebben bij de wonderbaarlijke facetten van dit verhaal, de nadruk op de slechte kant van Joden en de geforceerde vergelijking met de lijdensweg van Jezus (met een ezel de stad in, Herodus, het zwijgen etc.), terwijl ze de onmogelijke wonderen uit de evangeliën als zoete broodjes slikken....

Perpetua en Felicitas


Een ander verhaal dat uit de derde eeuw is overgebleven gaat over Perpetua en haar slavin Felicitas, woonachtig nabij Carthago (in Tunesië). In 202 had keizer Septimius Severus een bevel uitgevoerd dat ook christenen en joden verbood hun godsdienst aan te hangen.
Daarop werd de gelovige Perpetua met haar hoogzwangere slavin en vijf anderen om hun geloof gevangen gezet en veroordeeld om voor de dieren gegooid te worden. In de gevangenis krijgt Perpetua een aantal dromen. In één ervan ziet ze zichzelf een ladder beklimmen, tot ze bij een vredig groen landschap komt waar schapen weiden: dat is voor haar de voorafspiegeling van haar marteldood.



“Ik zag een bronzen ladder, fantastisch groot, die tot aan de hemel reikte. Hij was zo smal dat er maar één per keer op omhoog kon gaan. En aan de rand van de ladder waren allerlei ijzeren voorwerpen bevestigd: zwaarden, speren, messen. En wie omhoog zou gaan zonder op te letten en vooruit te kijken, zou opengereten worden en zijn vlees zou aan het ijzer blijven kleven. En aan de voet van de ladder lag een slang, enorm groot, klaar om wie naar boven wilde gaan af te schrikken. ..”
Perpetua is niet bang en vertrouwd op Jezus.

“En vanonder de ladder stak de slang zijn kop naar voren zodat ik op zijn kop ging staan toen ik op de eerste trede wilde stappen. En ik ging verder omhoog en zag een heel grote tuin en in het midden zat een lange witharige man, in herderskleren, bezig met het melken van zijn schapen. En erom heen stonden duizenden in witte kleding. En hij keek, zag me en zei: Welkom, kind. En hij riep me en gaf me (ongerijpte) kaas van de melk. Ik nam het aan met beide handen en at het op. En iedereen die er omheen stond, zei Amen."
Dan wordt ze wakker en weet ze dat ze naar de hemel zal gaan en de marteldood haar wacht.

https://www.youtube.com/watch?=qs6Gln2ocb0&list=PLCD1997621989CFF8

In een andere droom ziet ze haar broertje  Dinocrates die op zevenjarige leeftijd aan een vreselijke ziekte was overleden samen met anderen, vies en heet en dorstig. Hij was duidelijk in de hel en er was een kloof tussen hem en haar. Bij hem was er wel een fontein met water, maar die was zo hoog dat hij er niet bij kon om eruit te drinken.
Ze weet dan dat het niet goed met hem is en neemt zich voor om voor hem te bidden en hem zo nog te redden.
En ja hoor in een volgende droom ziet ze hoe de fontein ineens gekrompen is en hoe Dinocrates daaruit drinkt en met andere kinderen gaat spelen.

In haar laatste droom ziet ze hoe ze van haar kleren wordt ontdaan en een man wordt die moet vechten tegen een enorme reus, een Egyptenaar. Ze verslaat de reus en wordt dan met de overwinnaarstak geëerd.
Haar zelfgeschreven journaal eindigt op de dag voor haar dood. De rest van het verhaal wordt door iemand anders afgemaakt.

In het amfitheater worden zij en haar slavin aan een wilde koe overgeleverd. Die takelt Perpetua lelijk toe maar weet haar niet te vermoorden. Ze heeft nog tijd tijdens dit alles om haar gescheurde jurk bij elkaar te pinnen en haar haar te schikken zodat ze er netjes en zedig uit blijft zien. Uiteindelijk moet een soldaat haar doden, maar die is nieuw en onervaren en slaagt er niet in. Dan neemt ze zelf het zwaard ter hand en helpt de soldaat haar de nekslag te geven.
Evangelische kinderen van God vinden dit een mooi verhaal en je ziet het dan ook in de evangelische promoties  terugkomen. Altijd aangepast aan de moderne evangelische smaak, zonder bijvoorbeeld de verwijzing naar de hel (of het vagevuur) waar je iemand door te bidden uit zou kunnen bevrijden. Wat mij ook opvalt is dat het hebben van slaven ook bij christenen gewoon is gebleven. Vaak wordt dan bijv. "slavin" vervangen door "dienstmeisje" en ligt de nadruk op hoe trouw ze waren en hoe fijn ze het samen hadden met hun meesters.
Deskundigen lijken het erover eens te zijn dat die vervolgingen toch redelijk beperkt waren en zeker niet alleen de christenen raakten. De eenheid van het romeinse rijk stond op het spel en het vasthouden aan verbindende rituelen, zoals het zweren bij de keizer, was daarbij van groot belang. Je ziet iets dergelijks in de Verenigde Staten, waar je bij het spelen van het volkslied hoort te staan met de hand op je hart. Toen de Amerikaanse Footballspeler Colin Kaepernick (28), die gewoonte doorbrak en ging knielen in protest tegen het nog steeds bestaande racisme in de VS, kreeg hij best veel volgelingen, maar werd tegelijkertijd verketterd door veel Amerikanen onder aanvoering van hun “Keizer”, Donald Trump.
De keizers lieten het overigens meestal over aan de lokale gouverneurs hoe er met afvallig gedrag omgegaan moest worden en vooral mensen die achteraf nog wel bereid waren om bij de keizer te zweren en een offer te brengen aan de Romeinse goden, kwamen er licht af. Dat gebeurde dan ook vaak ondanks de verhalen over standvastigheid in de evangelische wereld. Hier is nog een stukje uit een brief van Plinius de Jongere aan de keizer. Plinius is er een beetje mee aan:

Vooralsnog heb ik met mensen die bij mij als Christenen werden aangegeven de volgende procedure gevolgd. Ik heb ze de vraag gesteld of ze Christenen waren. Wie dat toegaf heb ik dat een tweede en derde maal gevraagd, met het dreigement van de doodstraf. Wie dan nog volhield heb ik laten afvoeren. Ik twijfelde er niet aan dat, los van de inhoud van hun bekentenis, minstens hun dwarsheid en onbuigzame koppigheid gestraft moest worden. Anderen die dezelfde waanzin aanhingen heb ik, omdat ze Romeinse burgers waren, op een lijst laten zetten voor transport naar Rome.

Juist door dit optreden breidden de aanklachten zich weldra uit en deden zich in verschillende vormen voor. Er werd een anonieme beschuldiging ingediend, met daarin de namen van velen. Mensen die ontkenden dat ze Christen waren (of geweest waren) heb ik gebedsformules laten nazeggen, en aan uw beeltenis, die ik voor dit doel bij de godenbeelden had doen zetten, wierook en wijn laten offeren, en bovendien Christus laten vervloeken. Dit zijn allemaal dingen waar men echte Christenen nooit toe kan dwingen, naar men zegt. Deze mensen heb ik daarom gemeend te moeten laten gaan.

Anderen die door aangevers waren genoemd zeiden eerst dat ze Christen waren en ontkenden het meteen weer. Ja, ze waren het wel geweest, maar ze waren ermee opgehouden, sommigen drie jaar terug, anderen nog langer geleden, een enkeling wel twintig jaar. Ook deze mensen heb ik allemaal uw beeltenis en de godenbeelden laten vereren en Christus vervloeken.
Plinius: Epistulae, X, 96-97

Apostaten

Het is duidelijk dat er naast heldhaftig volhouden, ook veel afval was. Die afvalligen leverden in tijden dat er geen vervolgingen waren enorme problemen en ruzies op. Konden ze zomaar terugkeren tot de moederkerk, welke voorwaarden moesten daar aan verbonden worden?
Er waren,  bijvoorbeeld, in de derde eeuw twee bisschoppen die zichzelf als de ware Paus zagen, Cornelius en Novatius. Novatius was volledig tegen het weer toelaten van afvalligen, maar Cornelius wilde daar de mogelijkheid wel toe open houden. De bisschop van Carthago, Cyprius, vond dat ze wel weer terug mochten keren maar niet zonder boetedoening.

Tertullianus schreef er al het volgende over:

Boetedoening is de discipline die iemand ertoe verplicht zich in het stof te buigen en zich te vernederen en een manier van leven aannemen die genade over zich uitroept. Hij zal zich in zak en as moeten kleden, zijn lichaam in vodden wikkelen en zijn ziel in droefheid storten. Zijn fouten zal hij corrigeren door zichzelf met hardheid te behandelen. Wat voedsel betreft zal hij het eenvoudigste voedsel eten en drinken voor het heil van zijn ziel en niet van zijn maag.
Hij zal door gebed zijn vasten voeden, dagen en nachten aaneen zal hij kreunen en wenen en jammeren tot de heer, zijn God. Hij zal zich voor de voeten van de priesters neerwerpen, op de knieën gaan voor Gods geliefden en hen smeken om het voor hem op te nemen.

Die boetedoening kon soms wel een leven lang duren. En pas daarna mocht je weer aan de eucharistie (het avondmaal) deelnemen.


Kinderen van god hebben het vandaag de dag gewoon te gemakkelijk. Zou er daarom dan te weinig zaad zijn om nog tot bloei te kunnen komen......

Eerdere berichten over de vroege kerk:





Een uitgave van Kinderen van God, wat denken ze (wel)?!