maandag 10 juli 2017

De geboorte van de kerk


De geboorte van de kerk (en het Christendom).



Ode van Salomo. De eerste regel uit een lied uit de tweede eeuw. (Ode 1)

He is on my head Like a Crown
He is on my head Like a Crown
And I shall never, I shall never
Be without Him
De oorsprong van de christelijke kerk is duidelijk terug te voeren naar Christus, zoals de naam al suggereert. Het zou dan gaan om Jezus Christus die ook wel Jezus van Nazareth genoemd wordt, naar de plaats waar hij opgroeide. Het is onwaarschijnlijk dat hij tijdens zijn bestaan al als Jezus Christus door het leven ging. Pas toen hij na zijn sterven als Messias (Hebreeuws voor “gezalfde”) werd gezien, kwam de Griekse variant (Christus) in gebruik. Paulus van Tarsus, die de belangrijkste verkondiger van het Jezus verhaal was, noemde hem regelmatig Christus Jezus i.p.v. Jezus Christus.

Echt veel weten we nou ook weer niet van Jezus omdat er zoveel legendes over hem ontstonden dat het lastig is om daar iets feitelijks uit te distilleren. Hij moet een zgn. “heilig man” geweest zijn zoals er wel meer waren in zijn tijd. Allen met een flinke schare aanhangers. Veel van zijn uitspraken zijn blijven hangen en van mond tot mond doorgegeven. Verhalen over zijn leven werden steeds wonderbaarlijker. Het is niet onwaarschijnlijk dat hij zijn eigen martelaarsdood heeft zien aankomen en zijn volgelingen (discipelen) heeft doen geloven dat hij zou sterven om hen te redden, wellicht zelfs dat hij daarna weer uit de dood op zou staan. Hoewel hij zich volgens de overleveringen nooit als een aardse koning beschouwde, moet hij door zijn tijdgenoten wel vaak als koning, d.w.z. aspirant koning van de Joden gezien zijn. Die verwachting leefde sterk. Hier is bijv. een gedicht uit die periode:

Zie, o Heer, en wek voor hen op hun koning, zoon van David,
Op de tijd die U kiest,
Om te regeren over Israël, uw kind.
Omkleed Hem met kracht om de onrechtvaardige heersers te verbrijzelen,
Om Jeruzalem te zuiveren van de vernielende vertrapping door de heidenen.



Het is logisch dat dit de Romeinse heersers de nodige kopzorgen bezorgde en het lijkt me niet onwaarschijnlijk dat hij inderdaad gevangen genomen werd en ter dood veroordeeld. Volgens diezelfde overleveringen zou hij op de vraag ”Bent u de koning der Joden” geantwoord hebben: “U zegt het”. In een latere overlevering (Johannes 18:33-37) zou hij het juist tegengesproken hebben en gezegd hebben dat zijn koninkrijk “niet van deze wereld” was. Het lijkt erop dat de eerdere indirecte bekentenis waarschijnlijker is en dat hij de martelaarsdood bewust gezocht heeft door het min of meer toe te geven dat hij de koning van de Joden was.

Voor zijn sterven had hij met zijn volgelingen een ritueel ingesteld dat ze moesten gaan volgen om hem te gedenken. Er werd daarbij brood uitgedeeld en wijn geschonken om te gedenken dat hij zijn leven en zijn bloed gegeven had voor hun redding. Daarbij kwam de verwachting dat hij weer terug zou keren en het koninkrijk van God gevestigd zou gaan worden.

Na zijn dood moeten er volgelingen geweest zijn die hem weer “gezien” hebben. Er zijn ook nu mensen die claimen Jezus gezien te hebben. In het Joodse denken was de mens “de ziel” en het lichaam minder essentieel. Mensen staan niet op uit de dood en dat kan ook toen niet gebeurd zijn. Paulus van Tarsus claimt ook “als laatste”, dus net zoals de anderen, Jezus ontmoet te hebben, maar “of het in het lichaam was, weet ik niet, of buiten het lichaam, weet ik niet, God weet het ((2Cor 12:2)” De Joodse schrijver Sirach schreef bijvoorbeeld een paar honderd jaar eerder over de profeet Elisa dat hij ook na zijn dood nog wonderen deed zonder zelf lijfelijk te zijn opgestaan.

Sirach 48:13-14
13Niets ging zijn krachten te boven,
zelfs toen hij al gestorven was, profeteerde zijn lichaam nog.
14Bij zijn leven gaf hij tekenen,
ook na zijn dood verrichtte hij wonderbaarlijke daden.

(lijken in zijn graf geworpen, kwamen bijv. weer tot leven)

Het groepje volgelingen zou de rituele maaltijd blijven gebruiken en blijven geloven dat hun Jezus de Messias is (de christus) en dat hij terug zal komen om Israël te herstellen. De beweging zou waarschijnlijk doodgebloed zijn als Paulus van Tarsus er 20 jaar later niet door gegrepen was.

Paulus was een Joodse wetgeleerde die ook het Romeinse burgerschap had verworven. Hij kwam uit een Joods/Griekse gemeenschap in Tarsus ( in Turkije). De Joodse clerus was in die tijd redelijk pro Romeins, ze konden hun Joodse rituelen uit blijven voeren en zagen die dweperige sekten die uit waren op Joodse zelfstandigheid en vrijheid van de Romeinen, niet zitten.  Iemand met de achtergrond van Paulus was dan ook uitermate geschikt om de potentiële “terroristen” op te sporen. Dat gold ook voor de volgelingen van die Jezus.  Hij moet echt wel door deze Jezus geobsedeerd zijn geweest en het is dan ook geen wonder dat hij tijdens zo’n achtervolgingstocht ineens een visioen kreeg waarin deze Jezus hem vroeg waar hij toch wel mee bezig was.

Dat leidde tot een volledige omkeer en van vervolger werd hij aanhanger van Jezus. Het is opmerkelijk dat hij kennelijk van de verhalen rond en van Jezus weinig wist. De evangeliën waren nog niet geschreven, wat duidelijk is omdat er in zijn brieven nooit naar verwezen wordt. Moderne predikheren gaan naast verhalen uit het Oude Testament heel veel uit van verhalen over Jezus, zijn uitspraken of de gelijkenissen die hij vertelde. Bij Paulus kom je die niet tegen.

Wel was hij bekend met “het avondmaal” en het idee van “brood en wijn” als symbolen van “lichaam en bloed” dat gegeven wordt om te redden. Dat moet hem zo aangegrepen hebben dat hij het verbond met het Oudtestamentische idee van het zoenoffer, een offer gebracht ter vergeving van zonden.

Romeinen 3:26 Hij is door God aangewezen om door zijn dood het middel tot verzoening te zijn voor wie gelooft. (NBV)


Sarah Hart Pearsons---Nothing But The Blood Of Jesus

God had zelf voor dit offer gezorgd en zijn zoon gegeven om te sterven voor de zonde van de mensen. Door zijn mondiale instelling kon Paulus dit gegeven ook niet laten beperken tot Joden alleen. Ieder die dit offer aanvaardde zou gered worden.

Hij nam contact op met de Jezus-volgelingen in Jeruzalem en we krijgen dan een moeizame werkrelatie te zien, waarbij de joodse volgelingen grote moeite hebben deze verbreding van hun beweging te accepteren.

Je ziet dan ook in de eerste eeuwen van de “kerk” dat er allerlei bewegingen ontstaan die meer of minder “Joods” zijn qua aard.  Paulus had wel veel succes met zijn boodschap en hij wist overal in Turkije en Griekenland “gemeenten” te vormen, in het begin voornamelijk bestaande uit heidense aanhangers van het Jodendom (proselieten).  De bestaande oorspronkelijke beweging breidde zich uit richting Syrië en Egypte.

Van deze meer Joodse bewegingen weten we niet veel, waarschijnlijk mede omdat de lijn van Paulus in het Romeinse rijk de overhand kreeg en andere stromingen en hun documentatie overwoekerde. Uit de werken van ketterbestrijders weten we dat ze er geweest zijn. Er moet bijvoorbeeld een stroming zijn geweest met een eigen evangelie, dat nu bekend staat als het evangelie van de Nazarenen. Het komt erg overeen met het evangelie van Mattheus, maar de eerste hoofdstukken zijn afwezig waarin verteld wordt dat Jezus uit een maagd werd geboren. De Nazareense christen-joden geloofden dat Jezus een gewoon mens was geweest en op een natuurlijke manier werd verwekt. Hij werd speciaal door God gekozen omdat hij rechtvaardiger was dan alle andere mensen. Een andere groep kwam bekend te staan als de “Ebionieten”. Zij waren vegetariërs en geloofden niet dat Jezus ook een goddelijke natuur had. Wel meenden ze dat Jezus het laatste zoenoffer was geweest en verdere vleesoffers voor de vergeving van zonden onnodig maakte. Het is ook wel grappig dat in hun evangelie Johannes de Doper niet sprinkhanen (Grieks: akris) en honing at, maar een soort manna of honingkoek (Grieks: enkris) en honing. Als de discipelen Jezus vragen waar ze het paasmaal klaar zullen maken, zegt hij in hun evangelie dat hij geen zin heeft om het paaslam met hen te eten. Van deze evangeliën en nog een groot aantal andere, weten we alleen af doordat kerkvaders ernaar verwezen en er stukken uit aanhaalden.  Het is duidelijke dat er allerlei joods-christelijke stromingen waren die allemaal door de winnende nominatie uiteindelijk uit het zicht verdreven werden.

De gezamenlijke maaltijd

Plinius de Jongere

Wat een kenmerk van al die bewegingen leek te zijn was de viering van een gemeenschappelijke maaltijd. We weten dit bijvoorbeeld uit een brief die de gouverneur van Bithynia Pontus (in NW Turkije), Plinius de Jongere, aan Trajanus schreef (rond 110). Heel veel gelovigen hadden onder druk hun geloof opgegeven, van hen vermeldt Plinius dat
“Ze zeiden dat hun schuld, of vergissing, neerkwam op het volgende. Het was hun gewoonte op een vaste dag voor dageraad bijeen te komen en met elkaar voor Christus een beurtzang te zingen als voor een god. Ook verbonden ze zich door een eed, niet om een misdaad te begaan, maar om geen diefstal, roof of overspel te plegen, om een woord van trouw niet te breken en een pand desgevraagd niet te weigeren terug te geven. Als dat gedaan was, ging men meestal weer uiteen, om daarna weer samen te komen voor een maaltijd, maar dan heel gewoon en onschuldig. Met dat laatste waren ze opgehouden na mijn edict waarin ik, conform uw opdracht, een verbod op besloten verenigingen had uitgevaardigd.”


Een ander document waarover kerkvaders schreven, maar dat daarna verloren ging en pas in 1873 weer opdook in de bibliotheek van een klooster in Constantinopel, wordt de Didache (de leer) genoemd. Het stamt uit het vroege begin van de 2e eeuw en geeft o.a. aanwijzingen over hoe de gemeenschappelijke maaltijd (het avondmaal/de communie) gevierd moet worden. Wat mij opvalt is hoe de basis boodschap verschilt van die van Paulus of van het evangelie van Johannes.  Niet Jezus is hier de weg tot Leven, maar “het liefhebben van God en de naaste als jezelf”. Als het gaat over het brood en de wijn is de idee dat Jezus zijn lichaam gaf als zoenoffer voor de zonden volledig afwezig:

De Didache 9:


1. En wat betreft de dankmaaltijd, hoor je als volgt dank te geven: 

2. Ten eerste, wat betreft de beker: “We danken U, onze Vader, voor de heilige wijnstok van David, uw kind, die u ons bekend maakte door Jezus, uw kind. U zij de glorie voor eeuwig.

3. En wat betreft het stuk brood: “We danken u, onze Vader, voor het leven en de kennis die U ons bekend heeft gemaakt door Jezus, uw kind. U zij de glorie voor eeuwig.

4. Zoals dit stuk brood verspreid werd over de bergen en weer bijeengehaald om één te worden, zo moge uw kerk verzameld worden van de einden der aarde in uw koninkrijk. Want van u is de glorie en de macht door Jezus Christus voor eeuwig.”

Het is zondermeer duidelijk dat “de kerk” al bij het ontstaan enorm gedifferentieerd was, met aan de ene kant versies met een meer Paulinische kleur en aan de andere kant versies met meer Joodse trekken. Een volgende keer meer over de ontwikkelingen na de eerste eeuw.