dinsdag 23 december 2014

Intermezzo (3): Misterieus Kerstverhaal uit het evangelie van Jacobus.

Verdwenen verhalen over het leven van Jezus


Celine Dion: Ave Maria


Ave Maria, gratia plena,
Dominus tecum.
Benedicta tu in mulieribus,
et benedictus Fructus ventris tui,
Iesus.
Sancta Maria, Mater Dei,
ora pro nobis peccatoribus,
nunc et in hora mortis nostrae. Amen


 Wees gegroet Maria, vol van genade.
De Heer is met U.
Gij zijt de gezegende onder de vrouwen.
En gezegend is Jezus,
de Vrucht van Uw schoot.
Heilige Maria, Moeder van God,
bid voor ons, zondaars,
 
Het is nog steeds redelijk bekend dat Kerst gebaseerd is op de geboorte van Jezus van Nazareth, ook wel Jezus Christus genoemd. Christus betekent "de gezalfde". In onze seculaire wereld is Kerst nu een familiefeest van licht, gezelligheid en vrijgevigheid. In Nederland een beetje vertraagd door het bestaan van concurrent Sinterklaas, begint de Kerstman ook steeds meer status te krijgen en wordt Kerst ook een moment van het geven van geschenken. Dat Kerst hier zo geschikt voor is komt wellicht omdat het oorspronkelijk de mensen bepaalde bij de gedachte dat God Zijn Zoon gegeven had aan de wereld en omdat er bij de geboorte van Jezus in één overgeleverd verhaal driftig gestrooid werd met geschenken door wijzen/koningen uit een ver land. Het is een mooie christelijke nalatenschap die tot integraal onderdeel is geworden van onze cultuur en dat in de toekomst ten koste van Sint Nikolaas waarschijnlijk nog meer zal worden.

Het feest is gebaseerd op verhalen in de Bijbel die gaan over het leven van deze Jezus. We hebben daar vier van in de Bijbel. Het enige dat we daar met enige zekerheid uit kunnen halen is dat Hij aan het begin van onze jaartelling geleefd heeft en behoorde tot de "charismatici", of heilige mannen. Hij reisde rond en predikte morele lessen, genas zieken en dreef "demonen" uit, een soort combinatie van Mahatma Gandhi, een scheutje Jomanda en een snufje Jan Zijlstra. Uit die tijd kennen we bijv. ook Honi, de regenmaker, de Galileïsche wonderrabbi Hanina_ben_Dosa en Onias, de rechtvaardige. Allemaal mannen die wonderen konden bewerkstelligen. Jezus is wel duidelijk degenen geweest met het grootste gevolg, vooral ook omdat zijn volgelingen de boodschap ook buiten de Joodse gemeenschap gingen verkondigen.  Het verhaal in Marcus over Jezus is het kortst, we lezen daar ook niets over zijn geboorte en zien hemzelf ook niet weer levend terug. De verhalen over Jezus werden van mond tot mond doorverteld en werden ook steeds wonderbaarlijker. Pas na het jaar 70 en 40 jaar na zijn dood begonnen geschreven versies te verschijnen. In twee daarvan wordt ook aandacht besteed aan de geboorte van Jezus. De beschrijvingen lijken heel weinig op elkaar en tonen wel aan hoe rijk de legendevorming is geweest rond Jezus van Nazareth.

In het Lucas verhaal heeft Jezus bijv. deze genealogie:

 Koning David - Natan - een hele reeks tussenpersonen - Eli - Jozef - Jezus 
 en in Mattheus:
Koning David - Salomo - een hele reeks tussenpersonen - Jakob - Jozef - Jezus

In Mattheus vinden we het verhaal over de drie wijze mannen uit het Oosten, de magiërs. Daar worden alle baby's in Bethlehem door Herodus vermoord en vluchten Jozef, Maria en het kindje Jezus jarenlang naar Egypte. Bij Lucas komen de herders op bezoek, loopt alles verder vredig, wordt Jezus na acht dagen besneden en wordt hij na een tijdje aan God toegewijd. Pas daarna vertrekken ze weer naar Nazareth. Vanaf de vroege kerkvaders zijn er verwoede pogingen gedaan om die verhalen met elkaar in overeenstemming te brengen. We komen daar t.z.t. nog wel op terug.


Ook zijn er wel meer verhalen over het leven van Jezus geweest, maar toen die door de krachtigste (katholieke) groep in de jonge kerk niet als authentiek bevonden werden, zijn ze verbannen en de meesten uiteindelijk in de vergetelheid geraakt. Dat ze er waren weten we uit de werken van kerkvaders die ernaar verwezen bij hun bestrijding van ketterijen. Toen de groep gelovigen groter werd, nam ook het aantal zelfbedachte of in de volksfantasie gegroeide verhalen toe en daarvan heeft een aantal ook de censuur overleefd. In de droge Egyptische woestijn van Nag_Hammadi werd in  1945 een groot aantal oude teksten gevonden, waaronder teksten waarvan bekend was dat ze bestaan hadden maar voor ons verloren waren gegaan.

Wat ook interessant is, is dat een aantal van die verhalen niet in de bijbel, maart wel in de Koran terecht zijn gekomen. Dit laat zien dat die verhalen in bepaalde gebieden ook in de 7e eeuw nog leefden en doorverteld werden. Eén verhaal heeft tot laat in de middeleeuwen vooral beeldende kunstenaars aangesproken, het is terug te vinden in een werk dat bekend staat als het  “Proto-evangelie van Jacobus”. “Proto”omdat het ingaat op de gebeurtenissen voor Jezus geboorte en  het leven en de maagdelijke geboorte van zijn moeder Maria. Het was al in 150 na Chr. bekend. De kerk die pas in de vierde eeuw vaststelde wat wel en wat niet in de bijbel thuis hoorde, heeft dit Jacobus verhaal eruit gehouden. Ik denk dat zelfs voor hen de wonderen wat ongelooflijk werden, zoals een duif die uit een stok tevoorschijn komt. Maar onder het kerkvolk bleef het verhaal leven en werd het eeuwen lang doorgegeven. Hier is het in mijn eigen woorden. De volledige versie kun je o.a. hier vinden:  Het proto-evangelie van Jacobus
  

Het kerstverhaal van Jacobus

Er was eens een zeer rijk man in Israël, hij heette Joachim. Hij besloot een groot offer te brengen ten behoeve van veel mensen in het land (een klein deel daarvan was voor de vergeving van zijn eigen zonden). Hij was tot zijn grote verdriet kinderloos gebleven en toen hij bij de hogepriester kwam om zijn giften aan te bieden, kreeg hij te horen dat ze  niet welkom waren. Hij moet wel een grote zonde begaan hebben waardoor hij kinderloos gebleven was, werd hem verteld. En van zo iemand kon je als priester geen giften aannemen.

Joachim was helemaal van streek, trok de woestijn in en zette daar een tentje op. Hij zou daar 40 dagen en nachten verblijven zonder eten en drinken. “Mijn gebeden zijn mijn voedsel”, zei hij tegen zichzelf.

Zijn vrouw, Anna, voelde zich toen als een weduwe, weende en zei “Ik huil omdat ik weduwe ben en kinderloos gebleven ben”. Haar hulp in de huishouding was ook niet echt behulpzaam toen ze zei dat ze op moest houden met zeuren want dat de Heer haar baarmoeder gesloten had om te voorkomen dat ze kinderen kreeg. Toch zette dit  haar tot actie aan.  Eerst deed ze  haar rouwkleren aan, maar bedacht zich toen, waste  haar gezicht en kleedde zich in haar bruidsgewaad.

Daarop ging ze wandelen in haar tuin en besloot te gaan rusten onder een laurierboom. Daar bad ze tot de Meester:

"O, God van mijn vaderen,
zegen me en hoor mijn gebed,
net zoals u de schoot van Sara zegende
en haar een zoon gaf, Isaak. "
Dan stort ze de pijn van haar hart uit:

"Wie ben ik? Zelfs de mussen in de takken van deze boom zijn vruchtbaar, zelfs het water is vruchtbaar met alle levende wezens die erin krioelen. Ik ben nog minder dan de aarde die ieder seizoen vrucht voortbrengt."

Toen verscheen een engel aan haar en zei:”Anna, Anna, de Heer heeft je gebed gehoord en je zult zwanger worden en een kind baren. En in de hele wereld zal over je kind gesproken worden.”

Anna is dolblij en belooft dan dat ze het kind ter beschikking zal stellen aan God en aan zijn dienst.

Tegelijkertijd had Joachim ook bezoek gekregen van een engel, die hem het nieuws bracht dat God zijn gebed had verhoord en dat Anna zwanger was.

Joachim ging terug naar huis en werd bij het hek van zijn huis opgewacht door Anna, die hem om de hals viel en fluisterde:

“Nu weet ik dat de Heer God me overvloedig gezegend heeft. Want zie maar, de weduwe is geen weduwe meer en de kinderloze is niet meer kinderloos.”

Anna krijgt dan een meisje en ze noemen haar Maria. Het meisje was nog maar zes maand oud toen ze al kon lopen. Om haar tegen het kwaad van de buitenwereld te beschermen maken ze een soort heilige kamer voor haar waar ze in moet blijven tot ze aan God beschikbaar gesteld kan worden. In die kamer mag niets slechts of onreins binnen komen, ook alleen maar reine Joodse meisjes mogen met haar komen spelen.

Wanneer ze drie wordt organiseert Joachim een groot feest bij en in de tempel en Maria loopt onbevreesd de tempel in. Ze voert zelfs een dansje uit op de trap naar het altaar. Haar ouders kunnen haar zo gerust achterlaten.

Ze zal in die tempel tot haar twaalfde verblijven en gevoed worden door een engel. Maar dan dreigt ze ongesteld te worden en dat kan niet want dat zou de tempel verontreinigen. Men besluit dan om haar uit te huwelijken. Maar aan wie?  Er werd een wedstrijdje van gemaakt. Geïnteresseerde weduwnaars konden hun staf naar de tempel brengen en als er dan bij de overdracht van die staf een wonder gebeurde, zou de eigenaar de gelukkige worden.

Dat lot viel Jozef ten deel want toen de priester de staf aan hem terug gaf, vloog er een duif uit de staf en streek neer op zijn hoofd. Jozef was een oude timmerman met al een aantal zonen en hij mocht nu op Maria passen en ervoor zorgen dat ze niet, bijv. door seks, verontreinigd werd.

Jozef had nog een groot aantal timmerprojecten waar hij voor afwezig zou zijn. Dus werd er besloten dat Maria in een afgesloten ruimte in de tempel kon werken aan het maken van prachtige kleden voor de tempel. Terwijl ze daarmee bezig was verscheen er een engel aan  haar die zei:

“Wees maar niet bang, Maria, want de Meester van alles is je gunstig gezind. En door Zijn Woord zul je zwanger worden!”

Toen vroeg ze zichzelf wel af: “Moet ik dan met de levende God vrijen om zo als alle andere vrouwen een kind te kunnen baren??”

Maar de engel zei: “Nee, nee, Maria. De kracht van God zal je overschaduwen. Daarom zal je kind heilig zijn, de Zoon van de Allerhoogste. En je zult hem Jezus noemen, want hij zal zijn volk van hun zonden redden.”

Ze maakt haar werk af en gaat dan op bezoek bij haar tante Elisabeth. Die heeft direct in de gaten dat Maria de moeder gaat worden van de Zoon van God, want haar eigen kind springt van vreugde op in haar schoot. Dat moet voor de zestienjarige Maria wel een bevestiging geweest zijn dat het allemaal geen droom was.

Ze gaat dan terug naar huis en is zes maand zwanger wanneer de oude Jozef terugkeert. De wereld staat dan voor Jozef op zijn kop. Hij is radeloos, dit had niet mogen gebeuren, ze had onbezoedeld moeten blijven, wie heeft haar dit aangedaan? En dan spreekt hij Maria er ook op aan: Hoe heb je dit kunnen doen? Hoe heb je jezelf zo kunnen verlagen?”  Maar ze antwoordt: “Ik ben puur en ik heb geen seks gehad met een man.” 
“Maar hoe ben je dan zwanger geworden?”
En ze zei: “Zo waar de Heer, mijn God, leeft, ik zou het  ook niet weten.”



Jozef weet niet goed wat te doen en denkt dat een geheime scheiding wellicht de beste oplossing is, maar voordat het zover is wordt hij door een engel ingelicht over de ware stand van zaken.

Ondertussen krijgen ze bezoek van een zgn. schriftgeleerde  en die ziet dat Maria in verwachting is. De man is een ware verrader en meldt de zwangerschap aan de hogepriester. Dan krijgt Jozef er toch van langs! Maria wordt er zelf ook bij gehaald. En wat valt er dan nog te ontkennen? Jozef doet er alleen nog maar het zwijgen toe.

De priester besluit dan om voor de zekerheid terug te vallen op een oud ritueel, dat oorspronkelijk alleen op vrouwen werd toegepast, het drinken van bitter water.  Dit drankje werd aan vrouwen gegeven die ervan beschuldigd waren overspel te hebben gepleegd.  Als de beschuldiging waar was zou die drank tot verschrikkelijke pijn leiden.

Zowel Jozef als Maria moeten het drankje drinken ...en er gebeurt niets. Dan keert iedereen in blijdschap terug naar huis.

Ondertussen had keizer Augustus bedacht dat hij een volkstelling wilde houden en gaan Jozef en de zwangere Maria onderweg om zich te laten registreren. Jozef is er nog niet uit of hij haar als zijn vrouw of als zijn dochter zal laten registreren. Hij wil ook niet uitgelachen worden. Dat dan maar  op het laatste moment beslissen.

Hij zadelt zijn ezel, zet haar erop en laat zijn zoon haar begeleiden. Zelf loopt hij er achter aan. Als Maria na een aantal kilometers omkijkt ziet hij dat ze het moeilijk heeft en hij vreest dat het kind in haar schoot haar moeite veroorzaakt. Even later kijkt ze weer om en lacht ze. Dan vraagt hij haar: “Maria waarom lach je de ene keer en kijk je dan weer somber?” Ze antwoordt: “Omdat mijn ogen twee volken zien, de een huilend en rouwend en de ander blij en verheugd.”

Even verder houdt Maria het niet langer uit en vraagt om van de ezel afgehaald te worden. Ze zitten midden in de woestijn en Jozef zoekt dan naar een plek waar “haar schaamte” ongezien kan blijven. Hij vindt een grot en laat haar daarin achter onder de hoede van zijn zoons. Zelf gaat hij op zoek naar een Joodse vroedvrouw. Dan staat de wereld even voor hem stil. Hij vertelde: "Ik liep, maar ik kwam niet vooruit, de vogels bleven hangen in de lucht, mannen die aan het eten waren bleven hun handen onbeweeglijk uitstrekken naar het voedsel en de staf van een herder die een schaap wilde slaan kwam niet neer op het schaap en geiten bogen zich naar het water maar gingen niet drinken..... " Het duurt maar even en toen was alles weer gewoon.


Op dat moment ziet hij een vrouw afdalen van een  berg, het is een vroedvrouw en van Hebreeuws (Joods) bloed. Jozef legt het hele wonderlijke verhaal uit en dan gaat de vroedvrouw mee naar de grot. Zodra ze binnen kwam viel er een grote duisternis over de grot en de vroedvrouw is overtuigd en prijst God. Daarop ontvouwt  zich een enorm licht dat iedereen verblindt. Zodra het licht verdwenen was zagen ze een jongetje dat naar de borst van zijn moeder greep.

Bij haar vertrek ontmoet de vroedvrouw een kennis, Salomé, en ze vertelt haar wat er is gebeurd. Die gelooft het niet en wil dat wel eens zien. Ze vraagt dan of ze haar vinger in Maria’s schede mag steken om te zien of het vlies nog ongebroken  is. Het bewijs wordt dan geleverd en iedereen is uiteindelijk dolblij, wetend dat een groot koning voor Israël geboren was.


Toen ze op het punt stonden Jeruzalem binnen te gaan hoorden ze dat er iets ongebruikelijks aan de gang was. Er waren wijze mannen in de stad aangekomen op zoek naar “de koning van de Joden”. Ze hadden een heel speciale ster gezien in het Oosten, een ster die zo sterk scheen dat hij het licht van alle andere sterren deed verbleken. Toen wisten ze dat er in Israël een koning geboren moest zijn!.

Nou dat was natuurlijk niet zo prettig voor de heersende koning, Herodus. Waar zou die koning zich bevinden? Dat moest de hogepriester wel weten en ja hoor, die kon hem vertellen dat er in de geschriften stond dat deze koning in Bethlehem geboren zou worden. Herodus deed net of hij belangstellend was en vroeg de wijze mannen om het hem te laten weten zodra zij het kind gevonden hadden. De wijze mannen hoefden alleen de ster maar te volgen om Jezus te vinden. Toen ze hem gevonden hadden werd hij overladen met geschenken van goud en allerlei soorten wierook. Gelukkig was God zo wijs om hen via een engel te laten weten dat ze niet terug moesten gaan naar Herodus maar beter rechtsomkeer konden maken naar waar ze vandaan kwamen.

Herodus is woedend als hij merkt dat hij voor de gek is gehouden en stuurt moordenaars naar Bethlehem om alle pasgeboren kinderen om het leven te brengen. Maria hoort op tijd dat dit aan de gang is, wikkelt Jezus in lappen en verbergt hem in een voederbak van het vee.

Wat Jezus en Maria betreft houdt het verhaal van Jacobus hier op. Wel vermeldt hij nog dat het kind van Elizabeth ook gezocht werd en dat zij met haar zoon (Johannes) in een op wonderbare wijze gespleten berg zich kon verbergen.

Jacobus ondertekent het verhaal dan nog als volgt:

"Maar ik, Jakobus, die deze geschiedenis heb opgeschreven, trok me terug in de woestijn toen er in Jerusalem, bij de dood van Herodes een grote opschudding was o­ntstaan, tot de rust was weergekeerd. En ik loofde de Here God die me het verstand en de wijsheid had gegeven om deze geschiedenis op te schrijven. De genade zal zijn met hen die o­nze Heer Jezus Christus vrezen, aan wie zij de heerlijkheid tot in alle eeuwigheid. Amen"